Wijzigingswet Brandweerwet 1985 in verband met de oprichting van het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding
Artikel III
A
In dit artikel wordt onder het instituut verstaan: het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Brandweerwet 1985.
B
1
De vermogensbestanddelen van de Staat die worden toegerekend aan de Rijksbrandweeracademie, gaan onder algemene titel over op het instituut.
2
Van de overgang, bedoeld in het eerste lid, zijn uitgezonderd de vermogensrechtelijke verplichtingen en vorderingen van de Staat ten aanzien van het personeel die verband houden met een voor de overgangsdatum beëindigd dienstverband.
3
Indien op grond van het eerste lid registergoederen overgaan, doet Onze Minister van Financiën de overgang van die registergoederen onverwijld inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
4
Ter zake van de verkrijging door het instituut van de vermogensbestanddelen, bedoeld in het eerste lid, blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
5
Het instituut kan slechts tot vervreemding of bezwaring van de registergoederen, bedoeld in het derde lid, overgaan na toestemming van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, van Financiën en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
6
Bij liquidatie van het instituut gaan de vermogensbestanddelen onder algemene titel over op de Staat.
C
De personen die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet als voorzitter of als lid zitting hadden in het voorlopig bestuur van het instituut, bedoeld in het besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 9 september 1992, EB92/2123 (Stcrt. 200), worden op de datum waarop deze wet in werking treedt, in die hoedanigheid in het bestuur van het instituut benoemd.
D
1
De personen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet in dienst zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en werkzaam zijn bij de Rijksbrandweeracademie dan wel in dienst zijn van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en werkzaam zijn bij de Stichting Brandweeropleiding in Nederland, zijn met ingang van die datum van rechtswege eervol ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van het instituut, mits hun naam is vermeld op een lijst die is vastgesteld door Onze Minister van Binnenlandse Zaken, de directie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het voorlopig bestuur van het instituut, bedoeld in het besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 9 september 1992, EB92/2123 ( Stcrt. 200), in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Brandweeropleiding in Nederland.
2
De overgang van de in het eerste lid bedoelde personen vindt plaats met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken dan wel de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
3
Op de overgang, bedoeld in het eerste lid, is het Sociaal Statuut NIBRA van toepassing. De verplichtingen die voortvloeien uit dit statuut, gaan over op het instituut.
E
1
De personen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet in dienst zijn van het Ministerie van Binnenlandse Zaken om de opleiding, bedoeld in artikel 1, onder a, onderdeel 6, van het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen, te volgen, zijn met ingang van die datum van rechtswege eervol ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van het instituut, voor de resterende duur van de opleiding.
2
De overgang van de in het eerste lid bedoelde personen vindt plaats met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor hen gold bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
F
Wettelijke procedures en rechtsgedingen door of tegen de Staat waarbij de Rijksbrandweeracademie is betrokken, worden voortgezet door of tegen het instituut.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.